Verhaal 1: Logementhouder besmet met vlektyfus (1937)
De eerste keer dat het quarantaineterrein Heijplaat voor quarantainedoeleinden werd gebruikt was in 1937. In december van dat jaar werd een 38-jarige logementhouder aangehouden, omdat hij dronken een ruit in had geslagen. Later bleek dat hij ernstig ziek was en hoge koorts had. Hij overleed aan de gevolgen van vlektyfus. Er werd geen risico genomen en het hele logement werd afgesloten. Vervolgens werden 27 contactpersonen van de overleden logementhouder twaalf dagen afgezonderd in de quarantaine-inrichting Heijplaat.
Op 3 januari 1938 meldde de Telegraaf dat de contactpersonen van de overleden logementhouder de quarantaine-inrichting weer mochten verlaten. Zij hadden hier sinds 21 december 1937 onvrijwillig verbleven. De GGD wilde namelijk het zekere voor het onzekere nemen. Nu kon in ieder geval wel het positieve bericht gedeeld worden dat de dreiging van de vlektyfus niet langer aanwezig was.
Verhaal 2: Gerepatrieerde militair mogelijk besmet met pokken (1939)menthouder besmet met vlektyfus (1937)
In juni 1949 was het schip “Kota Inten” op weg terug vanuit voormalig Nederlands Indië met gerepatrieerde militairen. Onderweg werden vier mensen ziek en één overleed zelfs. Het vermoeden was dat deze mensen aan pokken leden. Het schip zou uiteindelijk in Rotterdam aankomen en daar trof de GGD alvast voorzorgsmaatregelen. De quarantaine-inrichting Heijplaat werd vrij ge maakt voor gebruik en op verschillende plaatsen in de stad konden mensen zich laten inenten of opnieuw laten inenten tegen de pokken.
Uiteindelijk kwamen de militairen aan wal in Rotterdam op 18 juli. Eén persoon is toen overgebracht naar de quarantaine-inrichting Heijplaat. Twaalf dagen later, op 30 juli, werd duidelijk dat er toch geen sprake was van een pokken infectie en kon de militair het Rotterdamse quarantaineterrein verlaten.